In de tuin overheerst het vredige gezoem van de hommels. Ze spelen verstoppertje. Verdwijnen diep in de prachtige bloemen van de dovenetels. Ik herinner mij hoe ik mijn dochters de zachte harige achterlijfjes van een hommel liet aaien. Ik was er toen heilig van overtuigd dat hommels niet staken. Wat was ik verontwaardigd toen ik gestoken werd door een, door mijn gegraaf verstoorde, hommel.
Ik heb het hen maar niet verteld. Als ze eens zouden horen aan welke gevaren ik ze destijds blootgesteld heb. Bovendien interesseren mijn dochters zich vast niet meer voor hommels. Toch?
Het volume van de vogels wordt langzaam zachter gedraaid. Alle energie is nodig om de jongen te voeden. In april begint de dag nog met een kakofonie van vogeljubel. De intensiteit is nu duidelijk minder. ’s Morgens vroeg hoor ik de kool- en pimpelmezen, de roodborst, het winterkoninkje, de fitis en tjiftjaf, de zwartkop, de merel en de lijster en hier en daar een vink.
Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Ik hoef niet alle vogels te zien om ze aanwezig te weten. Tenminste dat lijkt erop. De spotvogel is bijvoorbeeld een schitterende imitator en legt mij in de luren met waarschijnlijk een spottende glimlach rond de snavel. Wij zingen voor ons plezier. Vogels doen het vooral om hun piketpaaltjes neer te zetten. Ophoepelen, hier woon ik! De uitdrukking ‘het hoogste lied zingen’ begrijp je pas als je de vogel ’s avonds luidkeels fluitend boven op het dak ziet zitten. Hoe hoger hoe beter. Wanneer een soortgenoot in de buurt komt ontstaat vaak een korte maar heftige twist. Terwijl ik dit schrijf jagen twee mezen in prachtige lussen achter elkaar aan. De indringer vertrekt meestel met de staart tussen de poten.
Nu het mooier weer wordt geven de kikkers in de natuurlijke vijver een oorverdovend kwaakconcert. Niet altijd even slim overigens. Een reiger stapt tevreden tussen de gele lis rond. Voor even houden de kikkers net als ik hun adem in.
Het geluid van de kikkers varieert met de kracht van de zon. Eenmaal flink op gang gekomen, gaan ze door tot diep in de nacht. Ik lig dan in bed met een glimlach op mijn gezicht. Zo word ik graag uit mijn slaap gehouden. Dat geldt niet voor iedereen. Mijn buurman vertelde mij dat zijn dochter ’s nachts het zo zat was dat ze een schoen in de vijver wierp. Dat helpt, maar nooit lang.
Vaak word ik ontroerd door kleine voorvalletjes. Zo zag ik een mannetjes koolmees – de grotere zwarte streep als stropdas over zijn borst – zijn vrouwtje voeren bij het nestkastje. Daar gaat een grote intimiteit vanuit. Als twee geliefden op een terras, zonder oog voor iets of iemand anders, waarbij de vrouw de man een hapje van haar appeltaart geeft.
Met al die aandacht voor de vogels vergeet ik gewoon naar beneden te kijken. Ik snap nu ook waarom de dagen lengen. Er is zoveel te zien! Ik kom ogen tekort maar de dag is lang. Els leent mij die van haar en wijst mij op van alles. De tuin explodeert tot in de verste uithoeken. Wat een vitaliteit en kracht. De hop is daar het symbool van. Elke dag groeit zij nu bijna 20 cm. Als een heuse kabel slingert ze zich via een paal omhoog.