In Natuurgekwetter vertelt Cees Verkerke over belevenissen in zijn prachtige tuin. Kleine verhalen van maximaal 140 woorden.
Ik kom uit het bos voor mijn wandeling met de hond en kijk uit op ons weiland. Daar lijken vier stevige knapen ook op uit te kijken. Het zijn knotwilgen. Door het knotten lijken ze dikke jassen aan te hebben.
Ze lijken standvastig voor zich uit te staren. Een deken van mist hangt over het veld. Soms zie ik halve schapen alsof ze net uitsteken boven een dekbed. Het is waterkoud en dat doet je naar dat dekbed verlangen.
‘Knotwilg’ komt trouwens niet voor in de namenlijst van het bomenboek. Het is een wilgensoort die ontdaan is van zijn takken, geknot en daardoor knotwilg heet. De wilg kent prachtige soortnamen. Ik noem ze graag; bittere, dwerg, grauwe, kat, kraak, kronkel, schiet en tot slot de treurwilg. Maar we gaan helemaal niet treuren.
We snoeien hem en noemen hem gewoon ‘knotwilg’. Opgelost!